19, In Verhalenland, Honey White (1995)



De tweede opdracht van de schrijfles. Verzin een verhaal bij de foto. Met dank aan K.F. (tja, Koen F. heeft liever dat ik hem anoniemer benoem, vandaar) voor de participatie aan de breinstorm die leidde tot het verhaal.


WITWASSEN

‘Orde! Orde in de zaal!’ Joeri heeft alle moeite van de wereld om zijn dorpsgenoten tot kalmte te bewaren. Hij heeft er al spijt van dat hij deze vergadering heeft bijeengeroepen. Als hij een top vijf moest maken van zijn favoriete taken als burgemeester dan stond dit op nummer 213 ongeveer, ver na het nakijken van de boekhouding, het overleg met de collega-burgemeesters van naburige dorpen, het aansturen van de politie en het aanwezig zijn op de weinige plechtigheden die in dit dorp gehouden worden. Dát burgemeesterspak zat hem als gegoten. Maar het in toom houden van een bende uitgelaten en verhitte dorpelingen, dat was voor hem zeven bruggen over de Jenisej te ver. Hij kijkt naar de klok die hoog in de zaal van het café hangt en moedigt in gedachten de wijzers aan. Komaan, jullie kunnen het. Ga toch sneller vooruit. Dat het hier snel gedaan is.
De eerste schepen neemt de hamer die hij voor de gelegenheid van thuis heeft meegebracht en klopt driemaal hard op de massieven tafel. Het gejoel in de zaal verflauwt tot een zacht geroezemoes. Joeri bekijkt zijn eerste schepen en stelt vast dat het hoofd van zijn jongere collega tomatenrood aanloopt. Hij telt de zweetdruppels die langzaam parelen op haar rechterslaap. Zo nerveus heeft hij zijn eerste schepen nog nooit gezien.
‘Dit kan niet blijven duren. We moeten actie ondernemen!’ spreekt de eerste schepen baldadig. Haar handen beven erop los. Van het drinken zal het niet zijn, dacht Joeri, want zij staat zo droog als de wat verderop gelegen steppe van Gydan. ‘Ik heb er alle vertrouwen in dat onze burgemeester raad weet voor al het onheil dat er de laatste weken over ons dorp is neergedaald. Dames en heren, het woord is aan … onze burgemeester!’
‘Nu is het aan u, Joeri.’ De knipoog die haar gefluister vergezelt spreekt boekdelen. Verkiezingen over een maand en het ganse dorp dat moppert, zij ruikt haar kans natuurlijk, denkt Joeri.
‘Beste mensen!’ Joeri moet luider spreken dan hij gewend is en kan het niet laten vast te stellen hoe belachelijk zijn stem klinkt op dit volume. Snel verder praten.
‘Beste mensen, er is maar één agendapunt op deze buitengewone vergadering: de recente negatieve gebeurtenissen die ons dorp getroffen hebben. Ik heb een onderzoek laten instellen door de politie en geef nu het woord aan de commissaris die zijn conclusies zal toelichten.’
De politiecommissaris staat op en begint aan zijn van buiten geleerd betoog. ‘Wees kort en bondig en objectief’ had Joeri hem vlak voor de vergadering nog eens grondig op het hart gedrukt. ‘We moeten te allen tijde paniek vermijden.‘
Tijdens de uitleg van de commissaris kijkt Joeri de zaal in. Hij ziet de kruidenier op de eerste rij zitten. Die zat achter Joeri in de kerk vorige zondag. Tijdens de preek van de pastoor vond de kruidenier het nodig om Joeri op de schouder te tikken en in zijn oor te fluisteren. ‘Meneer de burgemeester, wat moet er eigenlijk nog gebeuren voor het dorpsbestuur reageert? Vanmorgen lag er weer een kip zonder hoofd in mijn hof. En dit keer was het de troetelkip van mijn vrouw. Die is nu slechtgezind natuurlijk. U weet toch wat dat is, meneer de burgemeester, een slechtgezinde vrouw in huis? Probeer dan maar eens met gerust gemoed te gaan biljarten. Dat gaat dus niet meer, he.’ Lap, dacht Joeri, de kruidenier preekt in mijn linkeroor terwijl mijn rechteroor de preek van meneer pastoor probeert te registeren. Gezaag in stereo.
Joeri kijkt naar het schoolbord waar de politiecommissaris een chronologisch overzicht heeft genoteerd van alle ontvankelijk verklaarde klachten. Hij kent ze vanbuiten maar leest ze nog eens één voor één, erop hopend dat hij alsnog een patroon zou herkennen.
Tijdens het lezen voelt hij een stekende hoofdpijn opkomen en krijgt het daarbij warm en koud tegelijk. Ik moet hier weg, denkt hij.
‘Dank u commissaris voor uw deskundige uitleg. Beste mensen, we nemen tien minuten pauze. Barman, doe ze nog eens vol.’ Joeri staat op en loopt langs de achteruitgang de zaal uit zodat geen enkele dorpsbewoner de kans heeft hem aan te spreken. Hij stapt met grote passen naar de brug over de Jenisej. Hij leunt over de balustrade en kijkt naar het water. De traagste rivier ter wereld stroomt door mijn dorp, zegt hij in zichzelf. Kom Jenisej, doe eens iets goeds voor dit dorp en geef mij de oplossing. Plots voelt Joeri iets tegen zijn been aanschurken. Hij kijkt naar beneden en ziet een zwarte kat. Eureka, dit is het, denkt hij. Zijn hoofdpijn verdwijnt als sneeuw voor de zon. Hij hurkt, bekijkt de kat van kop tot staart en aait haar achter de oren. De kat reageert door de ogen half te sluiten en zachtjes te spinnen. Het is liefde op het eerste gezicht. ‘Dank u Jenisej’ zegt hij luidop tegen het water. Hij neemt de kat in zijn armen en loopt terug naar het café.
‘Geachte dorpsgenoten, bedankt voor uw geduld.’ zegt hij terwijl hij binnenkomt met de kat verstopt achter zijn rug. ‘Na uitgebreid onderzoek heb ik de schuldige gevonden.’ Alle aanwezigen hangen nu aan de lippen van de burgemeester. ‘Voilà, hier is de oorzaak van al onze problemen.’ Hij zet de kat op de tafel. Een echo van verbazing gonst door de zaal. ‘Een zwarte kat?’ zegt de eerste schepen nu helemaal wit uitgeslagen. ‘Na al die jaren opnieuw een zwarte kat in ons dorp?’
‘Ja, jullie zien het goed. Het is een kat die zwart ziet dus een zwarte kat. Waarschijnlijk naar hier gezworven door de bossen van Turuchan. Het is deze kat die ons dorp al dat ongeluk heeft gebracht.’
‘Weg met de zwarte kat! Weg met de zwarte kat!’ scanderen de dorpelingen nu.
‘Stilte. Stilte, beste mensen! We kunnen niet riskeren dat we nog meer onheil afroepen over ons dorp door de kat te doden. Neen, beste mensen, dat is uit den boze.’ Hij aait de kat terwijl die de papieren van de burgemeester nat kauwt. ‘Er is maar één mogelijke oplossing: we zullen de kat witwassen! Dames van de wasserij, doen jullie dit vanavond nog? Dan kunnen we allemaal verder met ons leven!’ Een oorverdovend gejuich barst los. ‘Leve de burgemeester! Leve de burgemeester!’ Joeri aanhoort het met een gelukzalige blik en twijfelt of hij de kat wel of niet bij hem in bed zal laten slapen.