Drie minuten politieke moed

Caïro, Egypte. Straks Antwerpen, België? 

Het licht springt voor mijn ogen op rood. Ik rem tot ik stilsta en zet voet aan de grond. Terwijl ik wacht tot het groen wordt ben ik getuige van de dagelijkse show aan het kruispunt aan het Sportpaleis. Film het vanuit een luchtballon, speel het versneld af en je ziet een mierenkolonie van de chaotische soort. Maar in tegenstelling tot mieren werken de voertuigen op het kruispunt niet samen. Auto's rijden nog snel door het rood om dan stil te staan op het midden van het kruispunt. Ondertussen is het groen voor de vrachtwagens die de Ring willen oprijden maar niet kunnen. Ze beginnen erop los te toeteren. De auto die de doorgang blokkeert antwoordt met een lange toeter die duidelijk zachter en verwijfder klinkt. De vrachtwagenchauffeur die vooraan staat vindt een speciaal knopje want nu klinkt er een toeter nog luider dan alle voorgaande. Buurtbewoners kunnen niet anders denken dan dat er een cruiseschip vertrekt vanuit het nabijgelegen Lobroekdok, mocht dat al kunnen.

Ik sla dit entertainende tafereel niet alleen gade. Voor mij staat een collega fietser die grote ogen trekt, naar mij kijkt en 'amai' zegt. De automobilisten op het kruispunt geraken stilaan uit hun impasse maar blijven kabaal maken. Voor de tweede vrachtwagen in de rij is het te laat. Hij staat opnieuw voor het rood. Hij reageert door ... luid te toeteren. Mijn collega fietser lacht naar mij en zegt 'toch chance dat wij kunnen fietsen, he'. Hij steekt zijn arm revolutionair de lucht in alvorens verder te fietsen want het is eindelijk groen voor ons.

Hebben we een revolutie nodig? Ik denk het wel. Ik weet dat ik makkelijk praten heb. Het gaat inderdaad om mijn backyard. Maar ook die van 69.999 andere Antwerpenaren. En ik heb geen auto nodig om naar het werk te rijden. Maar hoe gaan we anders die hoeveelheid gemotoriseerde voertuigen op onze wegen verkleinen? Want we zijn het er toch over eens dat er teveel zijn? Er zijn oplossingen hoor. Rekeningrijden, iemand? Het doorgaand verkeer verder van de stad laten rijden, iemand? Het doorgaand verkeer door een tunnel laten rijden, iemand?

Het draait volgens De Grote Studie blijkbaar om drie minuten. Dat is exact de tijd die de tweede vrachtwagenchauffeur tot zijn grote ergernis kwijt was aan het kruispunt. Het is de tijd van de perfecte popsingle. En volgens mij is het ook de tijd die een commissie van experts nodig heeft om te besluiten dat we verkeerd bezig zijn. Ik wens de politiek drie minuten 'politieke spelletjes'-loze moed toe.



35, Mariposa (Californië), Rocky Raccoon (1968)

Een eerste schrijfsel over onze Amerika-reis. Over wasberen en etensresten.


‘Jawel, ik ruik het wel. Het zijn worstjes op de BBQ, een paar zijn nog niet helemaal doorbakken. Waarschijnlijk niet lang genoeg op het vuur laten liggen, zo ken ik ze wel, die ongeduldige toeristen van tegenwoordig.’
‘Ga dan even kijken, schat. Ik blijf met de kindjes hier in de boom wachten, ok?’
Papa wasbeer trippelde zo geruisloos mogelijk uit de boom en sloop langs de tent van de toeristen naar de picknicktafel. Hij zag een mooie rode huurwagen maar liet zich niet afleiden en concentreerde zich volledig op zijn neus. Komaan, liefste reukorgaan, waar zijn die worstjes, waar zijn die worstjes, fluisterde hij in een mantra tegen zichzelf. Hij had die lekkernij niet meer gegeten sinds die keer dat die Duitsers op dezelfde camping, gelegen in Mariposa vlakbij Yosemite, een mini-oktoberfest hadden georganiseerd. Om drie uur ’s middags tijdens de heetste dag van juli, godbetert. Ladderzat waren ze hun camper ingekropen en natuurlijk hadden ze niets opgeruimd. Bij de eerste schemering kon het eetfestijn voor de familie wasbeer beginnen. Die Duitsers hebben natuurlijk, dronken als ze waren, niets gehoord. Ik had ‘s ochtends hun gezicht wel willen zien, dacht papa wasbeer. 
‘Verdammt, hebben wij echt alles opgegeten gisteren? Ik dacht echt dat er nog zuurkool over was’, zo had het waarschijnlijk geklonken.

Papa wasbeer rook al snel waar die lekkere geur vandaan kwam. Even was er teleurstelling toen hij op de picknicktafel enkel twee blauwe borden zag met daarop wat etensresten. Eén likje en het zou op zijn, daar kon hij zijn gezin geen plezier mee doen. Maar al snel zag hij dat er onder die borden iets verstopt lag. Hij sprong atletisch op de picknicktafel om  het van dichtbij te kunnen bekijken en te besnuffelen. Zijn neus had maar enkele tellen nodig om worstjes (yes!) te herkennen maar ook half gebakken paprika en ui, koude tomaatjes met basilicum en een aardappel in de schil. Hier zullen ze blij mee zijn, wist hij, dat is zeker genoeg voor de hele familie. Hij bracht zijn staart in stelling en duwde met één slag het hele zootje op de grond. Een hels kabaal was het, zeker omdat er ook nog bestek op de borden lag. Hij zag meteen het plastieken bakje met de etensresten liggen.
‘Papa, papa, mogen wij nu komen, het ruikt zo lekker!’ riepen zijn drie kinderen in koor.
‘Ja, kom nu maar!’
De hele familie kwam voorzichtig uit de aanpalende boom en begon aan de lekkere maaltijd. Tot er plots een fel licht in hun ogen scheen vanuit de tent van de toeristen. Die waren zeker wakker geworden van dat kabaal.
‘Rustig blijven zitten, jongens. Als we niet bewegen dan zien ze ons niet.’
Even later ging het licht uit en konden ze verder smullen. Maar het smaakte zo goed dat de twee kleinste wasbeertjes te enthousiast werden. In een gevecht om het laatste stukje aardappel in de schil stootten ze de wasbak van de toeristen om. Alle potten en pannen vielen kletterend op de grond. Opnieuw ging er licht aan in de tent en niet veel later stapte een toerist, enkel gehuld in onderbroek en zaklamp en met duidelijke wallen onder zijn ogen, hun richting uit.
‘We blazen de aftocht! Kom, vrouw en kinderen, we zijn weg, het is goed geweest.’
Langzaam maar zeker zette de familie wasbeer zich in een rij van groot naar klein en nadat papa wasbeer het startsignaal had gegeven, schuifelden ze het struikgewas in, als een fanfare die een geslaagd feest afsloot. De kleinste wasbeer draaide zich nog één keer om en zag de bijna naakte toerist die opnieuw de tent inkroop. Het gegniffel van zijn liefje hoorden ze niet meer.  

het vuur waarop de worstjes gebakken werden: 



de bewuste picknicktafel met sporen van de wasbeerpoten:


het troostende zicht de volgende dag in Yosemite National Park:


muziek: Rocky Raccoon (wasbeer) van The Beatles: 




10, Zeebrugge, Let It Be (1987)

25 jaar geleden stond ik met mijn voetbaltas met de sporttas in de hand te wachten op de rest van de miniemenploeg van Simikos. Het was een uitwedstrijd die dag dus verzamelden we op de parking van het Sint-Michielscollege in Schoten tot iedereen van de ploeg er was en we in colonne naar de tegenstander reden. In de wagen vertelde één van de medespelers dat er een grote ramp was gebeurd met een schip in de zee en dat er vele doden waren gevallen. Toen ik later die dag terug thuis kwam vertelden papa en mama het hele verhaal en 's avonds zagen we dan de eerste beelden van de gezonken Herald of Free Enterprise op tv. Ik weet nog heel goed dat ik danig onder de indruk was.

Als steun voor de slachtoffers werd Ferry Aid opgericht, een initiatief van Paul Mc Cartney en Boy George. Ze namen Let It Be op met nog honderd andere artiesten en brachten het uit als benefietsingle. De volgende vrijdag in den bazaar (de GB in Schoten) zag ik het singletje liggen en van mama mocht het mee in de winkelkar. Toen bestond mijn muziekcollectie niet langer alleen maar uit een cassetje van Rob De Nijs en een singletje van The Bangles!

Natuurlijk draaide ik dit plaatje grijs. En sinds ik terug een platenspeler speel ik het af en toe nog eens. Ik blijf het fantastisch vinden, vooral de intro met Paul Mc Cartney en de fantastische bijdrage van Kate Bush, net voor de massale samenzang. Een fameuze steunbetuiging aan alle slachtoffers en hun familieleden.

25 jaar geleden al. Djeezes.

Wie trouwens de meeste eighties-sterren kan spotten in de clip krijgt van mij een prijs.