Gedicht voor haar

Liefde - Bastenaken - Liefde

ik mag mee in haar wiel
zij beneemt de adem 
we schakelen een tand bij
onze blikken vol blozen, sterren en rozen

als ik val is het op haar
zij trekt mijn truitje recht
we spurten onze zorgen de berm in
onze voorsprong groeit als kool

ik dans haar de helling omhoog
zij slaat de wind knock-out 
we denken in ons, een waaier van geluk
met onze handen op elkaars hart, onze ogen dialogen

als liefdeswinnaars komen we over de meet
we glimlachen de omgeving blij
onze krant titelt hemelsbreed:

‘de mooiste solo is die met je liefje aan je zij’


En het lied van het moment: 

Sharon Van Etten / Taking Chances:


36, Antwerpen, The More You Ignore Me, The Closer I Get (2012)

Ook dit jaar volg ik schrijfles, vijf donderdagen lang, van personage tot verhaal. Dit was het huiswerk van week 3. Netjes op tijd door mij gemaild naar de juffrouw maar door een plots griepopstoot ben ik vorige week niet in de les geraakt. Die heeft recht op een tweede kans, dacht ik.

De soundtrack komt van de nieuwe star-in-wording Sharon Van Etten. Hier met een cover van Morrissey: The More You Ignore Me, The Closer I Get. Heerlijke titel.


LIEVEN OP HET BEELD

Ook op de dag dat Lieven met zijn hoofd te pletter sloeg op de kasseien van het grootste plein van de stad at hij een koek en een ei als ontbijt. Een kopje thee werd hem zoals elke ochtend aangereikt door Ellen, net op het moment dat hij het laatste stukje koek in zijn mond stak. Na de thee ongestoord te hebben opgedronken stond hij op van tafel en nam zijn rugzak die klaarstond in de hoek van de opgeruimde studentenkamer.  Hij kuste Ellen, die opgewekt de afwas deed, hard op haar mond en verliet hun appartement.

Hier sta ik nu, zegt hij tegen zichzelf. Dit is het moment, nu moet het gebeuren. Alles was volgens plan verlopen. Hij had de bus van 8.47 uur genomen en was uitgestapt in het centrum van de stad. Hij had 3 minuten gelopen naar café Spek en Eieren in de Kerkhofstraat. Daar had hij zich aan het afgesproken tafeltje gezet van waar hij zijn kameraden van het actiecomité één voor een zag binnenkomen.  Eens voltallig liepen ze in peloton naar het plein. Lieven had eigenlijk nooit precies geweten waarom hij precies was aangeduid voor de opdracht. Maar zijn fierheid won het van zijn nieuwsgierigheid. Hij wou zij kameraden niet teleurstellen. Met een zetje van twee kameraden klom hij vlot op het voetstuk van het standbeeld dat centraal op het plein stond. Vandaar klom hij solo verder tot op de gekruiste armen van het beeld waar hij plaats had om zijn rugzak neer te zetten.    

‘Komaan Lieven, haast je. Straks staan die klootzakken hier.’ Lieven voelde zijn armen na de inspanning hevig beven terwijl hij de pot rode verf en de verfborstel uit zijn rugzak nam. Hij zocht naar een stabiele houding op het standbeeld en dat was een hele opdracht met zijn knikkende knieën en de hevige wind die zo hoog boven de begane grond vrij spel had. Hoogtevrees sloop zijn lichaam binnen als een onklopbaar virus. Hij zag een beeld van zichzelf als kleuter op een klimrek. Eerst triomfantelijk met beide handen in de lucht op de top. En dan die duw van dat gemene klasgenootje.

Loeiende sirenes haalden hem uit zijn gedachten. Hij stak de verfborstel in de pot en deed waarvoor hij gekomen was.  Hij begon het hoofd van het beeld met wilde halen te bekladden met verf.  Tijdens het schilderen had hij een perfect uitzicht over het plein. De kerk in de steigers, de hoge appartementsgebouwen, de waaiende bomen, het gekrioel van winkelende mensjes. En plots zag hij haar. In de hoek van het plein, aan café De Post. Haar groene bloemetjesjurk zou hij uit de duizend herkennen. Ze had haar handen verstrengeld in vreemde handen. En haar mond bewoog akelig dicht een vreemde mond. Het zweet brak hem uit en hij moest moeite doen om zijn anders altijd regelmatige ademhaling te kalmeren. Lieven zag zijn hele toekomst in een als een slecht gebouwd kaartenhuisje in mekaar storten. En de opdracht die kon hem nu gestolen worden.

Ondertussen was het een een drukte van jewelste geworden aan het standbeeld. Hij zag een brandweerwagen en een ladder die alsmaar verder uitschoof, in zijn richting. Blauwe en rode zwaailichten als discospots. Sirenes als de melodie van een bonkende technoschijf. Flitsen van fototoestellen als de onvermijdelijke stroboscoop.

Lieven stond plots op het hoofd van het beeld. Hij was blijkbaar nog hoger geklommen, net zoals die ene dag op de kleuterschool. Een koor van mensen riep hem toe. Hij zag politie, brandweer en zijn kameraden. En Ellen die blijkbaar was toegesneld. Er zat paniek in haar ogen die hij nooit eerder had gezien. Hij zag haar opengesperde mond woorden uitschreeuwen maar hoe meer hij probeerde te luisteren, hoe minder hij ervan begreep. Hij hoorde enkel nog een vreemd soort geruis, een testbeeld tussen zijn oren. Er zat nog maar één gedachte in zijn hoofd. Neerstorten ga ik toch, dan kan ik het maar beter zo elegant mogelijk doen.

Hij nam voor de laatste keer de borstel en schreef blindelings op de achterkant van het hoofd van het beeld. Dan gooide hij borstel, verfpot en rugzak naar beneden. Dan gooide hij zichzelf naar beneden. Een vlucht van enkele seconden. Een harde landing.

Het was een brandweerman die als eerste zijn laatste boodschap las op het beeld. Woorden die nu op toiletdeuren worden gekrast en op t-shirts worden geprint. Woorden die opduiken in folders van politieke partijen.

“Je bent een ei als je denkt dat alles koek en ei is! “